Tandbederf bij kinderen: verbeteringen, maar er is nog veel te doen!
Uit een huidige analyse blijkt dat tandbederf onder lokale kinderen licht afneemt. Verschillen tussen regio's en sociale factoren bepalen de tandheelkundige zorg en voorlichting over cariëspreventie.
Tandbederf bij kinderen: verbeteringen, maar er is nog veel te doen!
De tandgezondheid van kinderen in Oostenrijk is licht verbeterd. Uit de huidige gegevens blijkt dat 42 procent van de zes- en zevenjarigen last heeft van tandbederf, tegen 45 procent in 2016. Ondanks deze positieve ontwikkeling zijn er sterke regionale verschillen in de prevalentie van cariës, variërend van 28 procent in Tirol tot 54 procent in Neder-Oostenrijk. In Karinthië en Burgenland bedraagt het tandbederfpercentage respectievelijk 41 en 49 procent. Wat vooral opvalt is dat de cariëservaring sterk correleert met het opleidingsniveau van de ouders, waarbij kinderen uit huishoudens met een lager opleidingsniveau vaker getroffen worden. Ongeveer 25 procent van de kinderen heeft een migrantenachtergrond en slechts 43 procent van de ouders heeft een diploma tertiair onderwijs.
Een ander alarmerend punt is dat 29 procent van de kinderen tandheelkundige zorg nodig heeft vanwege onbehandeld tandbederf. De mate van herstel, dat wil zeggen het aandeel gevulde melktanden ten opzichte van carieuze melktanden, blijft met 28 procent consistent laag. Bovendien neemt het aantal kinderen met tandglazuurvormingsstoornissen, zoals hypomineralisatie van de molaire snijtanden (MIH), toe, wat nu 13 procent van de getroffen kinderen betreft. Er is daarom dringend behoefte aan uitgebreid onderzoek naar de oorzaken en adequate zorgstrategieën.
Regionale verschillen en risicofactoren
De regionale verschillen in de prevalentie van cariës worden ook weerspiegeld in de opleidingspatronen van de ouders. Kinderen waarvan de ouders minimaal een middelbare schoolopleiding hebben gevolgd, hebben een aanzienlijk hoger tandbederfpercentage dan kinderen met ouders met een hoger opleidingsniveau. Volgens een onderzoek in Duitsland blijft cariës in de vroege kinderjaren, ondanks een algehele daling van de cariësprevalentie, een ernstig probleem, met risicofactoren als ontoereikend onderwijs, sociaal-economische status en taalbarrières.
In Duitsland gaven gegevens van de Duitse Vereniging voor Jeugdtandheelkunde bijvoorbeeld aan dat 74 procent van de zesjarigen geen cariës in de melktanden had, maar slechts 46 procent van de tienjarigen wel. Cariës in de vroege kinderjaren kan ernstige gevolgen hebben, zoals pijnlijke abcessen en vroegtijdig verlies van melktanden, wat ook spraakontwikkelingsproblemen en orthodontische problemen kan veroorzaken.
Preventieve maatregelen en de implementatie ervan
De noodzaak van preventieve maatregelen staat buiten kijf. Deze zijn echter op veel kleuterscholen niet overal verkrijgbaar. De COVID-19-pandemie heeft de situatie verder verergerd. Tandheelkundige vroegtijdige opsporingsonderzoeken, die sinds juli 2019 deel uitmaken van de wettelijke ziekteverzekeringscatalogus, worden nog niet voldoende gebruikt door gezinnen. Ongeveer 15 procent van de kinderen tot zes jaar heeft nog nooit een tandartsbezoek gehad.
Het is vereist dat er al tijdens de zwangerschap wordt begonnen met voorlichting over de mondgezondheid. Uit een onderzoek uit 1985 bleek dat ongeveer 50 procent van de zwangere vrouwen geen tandarts bezocht; In 2005 was dat nog één op de drie gevallen. Een betere interdisciplinaire samenwerking tussen gynaecologen, kinderartsen en tandartsen is van cruciaal belang om de communicatiekanalen met gezinnen te verbeteren en zo de tandheelkundige gezondheid van kinderen te bevorderen.
Mondiale trends en uitdagingen
Het probleem van tandbederf bij kinderen is niet alleen een lokaal, maar een mondiaal gezondheidsprobleem. Uit onderzoek blijkt dat ongeveer 50 procent van de kleuters wereldwijd last heeft van tandbederf. De prevalentie varieert sterk tussen de verschillende landen, van 11,4 procent in Zweden tot 64 procent in India. Tandbederf is meestal het gevolg van microbiële dysbiose, wat leidt tot een verhoogde zuurproductie in de mond.
Behandelingsmethoden variëren afhankelijk van de ernst van het tandbederf en variëren van preventieve maatregelen tot invasieve procedures. Vooral de nagalmtechnologie, die indruk maakt door zijn lage interventieniveau, krijgt steeds meer aandacht. Toekomstig onderzoek zou zich meer moeten richten op nieuwe technologieën voor de behandeling en preventie van tandbederf bij kinderen.
Hoewel er vooruitgang is geboekt, moet er over het geheel genomen nog veel werk worden verzet om de tandgezondheid van kinderen te verbeteren. Verder onderzoek en preventiemaatregelen zijn dringend nodig.
Meer informatie over dit onderwerp vindt u hier: 5min, ZWP Online, En Fluoridewaarschuwing.